dinsdag 9 juni 2009

Hoofdstuk 1 : Dag van een Student (deel 5)

Het is vele uren later wanneer Manon, Michael en ik mijn appartement binnengaan. Tot mijn grote verbazing is ook Damon van de partij. Een beetje schaapachtig had Michael me gevraagd of de jongen ook welkom was. Hoewel het niet mijn gewoonte is van mensen die ik minder goed ken in mijn appartement binnen te laten, heb ik deze keer meteen toegestemd en zo komt het dat Damon nu een beetje beduusd achteraan loopt, zijn hand in die van Michael.

Sinds hij met ons vertrokken is, is er een stilte over de jongen gevallen. Ik kan me ongeveer inbeelden wat er momenteel door zijn gedachten moet gaan. De drank die hij aan het begin van de avond naar binnen werkte, begint zijn uitwerking te verliezen en het volle besef van wat hij gedaan heeft, waar hij aan heeft toegegeven, begint langzaam maar zeker door te dringen. Het zal niet lang meer duren voor hij ofwel volledig dichtklapt, ofwel zijn problemen eruit gooit.

Ik zie de verliefde blik in Michaels ogen wanneer we de trap van mijn appartement opwandelen en hoop maar dat dit niet uit gaat draaien zoals ik denk dat het gaat uitdraaien. Manon ziet het ook en denkt er duidelijk hetzelfde over. Wanneer we ons met zijn vieren gezellig hebben neergezet in de zithoek en ik iedereen van een glas water voorzien heb, wissel ik voorzichtig een blik met Michael. Die kijkt me bezorgd aan. Damons gezicht toont duidelijk de interne strijd die hij aan het leveren is en een ongemakkelijke stilte is gevallen in afwachting van de uitbarsting.

Die komt er echter niet. Hij drinkt wat van zijn glas water en lijkt daarvan iets te kalmeren. God weet, misschien is hij gewoon ziek van de drank die hij deze avond naar binnen speelde en zitten wij hier met zijn drieen voor niets gespannen af te wachten. "Alles in orde?" vraag ik hem, "je ziet er momenteel niet echt geweldig uit." Tot zover 'tact', Michael en Manon geven me allebei een blik die dat zeer duidelijk maakt.

Mijn inschatting van Damon was echter juist, hij kijkt me even aan met een ondoordringbare blik en grijnst dan naar me. "Jij weet ook je standpunten over te brengen, niet?"
"Ach, ik doe mijn best," antwoord ik nonchalant, "soms is het vrij nutteloos om rond de pot te blijven draaien."
Hij knikt. "Je hebt gelijk."
"Dat je er vreselijk uitziet?" vraag ik schijnheilig, "Dat weet ik wel." Een kussen vliegt door de kamer en raakt me vol in het gezicht. Michael kijkt me gemaakt kwaad aan en steekt zijn tong uit.

De ontspannen sfeer werkt duidelijk in op Damon, die terug een beetje kleur in zijn gezicht begint te krijgen. Zijn grijns verandert in een warme lach. "In beidde gevallen heb je gelijk ja," en dan wordt zijn gezicht weer serieus. "Je mag er altijd over praten als je wilt," zegt Manon, die zich naast mij in de zetel heeft genesteld.

"Dat is vriendelijk van je, maar ik denk niet dat jullie mijn kater van morgen gaan kunnen wegwerken, noch mijn slaaptekort. En dat andere is iets dat ik zelf moet uitdokteren." We knikken alle drie. Ik ben blij dat hij er zo rustig onder lijkt te blijven. Michael lijkt gerust gesteld en heeft zijn hoofd op Damon's schouder gelegd. Al bij al vind ik het nog niet zo erg dat hij het zelf wil uitdokteren. De discussie die anders gevolgd had, neigt elke keer op hetzelfde neer te komen en wordt na een tijdje vrij cliché. Om van melig maar te zwijgen.

"Zeg Lander, heb jij niks van een deken of zo. Het is hier niet echt warm." Manon toch, altijd de eeuwige koukleum. Met twintig graden buiten zie je haar van tijd nog een sjaal aandoen.
"Je weet goed genoeg waar ze liggen Manon, je weet toch dat je dat niet moet vragen." Ze kijkt me pruilerig aan. "Maar ik lig net zo lekker." Ik zucht luid en sta mopperend op om een deken te gaan halen.

"Nog iemand?" vraag ik, "ik had niet gedacht dat het zo ging afkoelen, dus ik heb dat dan ook niet afgeplakt," met dat, wijs ik naar de lege raamopening. Het duurt even voor de drie doorhebben waar ik het over heb. Manon herinnert zich weer wat ik vanmorgen tegen haar heb gezegd.
"Juist, dat was ik al helemaal vergeten! Niet moeilijk dat ik hier lig te rillen."

Michael en Damon zijn opgestaan om eens van naderbij te inspecteren. "Hopelijk gaat het niet regenen," zegt Michael, "waar zijn al de scherven naartoe?"
"Die heb ik al weggedaan. Daar heb ik meer dan 45 minuten werk mee gehad. Er lag glas tot in de keuken. Gelukkig komen ze morgen al langs om het te herstellen."

Michael kijkt op zijn horloge. "Vandaag bedoel je. Het is twintig voor zes."
"Hopelijk komen die mannen in de namiddag," kreun ik vermoeid.
"Dat gaat je een stevige duit kosten, een nieuw glasraam," zegt Damon.
"Verzekering," antwoord ik met een glimlach.
"Handig."
"Dat kan je wel zeggen ja." Damon's ogen gaan de kamer rond. Ik zie hem duidelijk alles bewust in zich opnemen en tot de conclusie komen dat het totale prijskaartje van wat hier staat ver boven de prijs van een gemiddeld studentkot uitsteekt.

"Je leeft heel mooi," zegt hij vlug, als hij ziet dat ik naar hem kijk.
"Dank je."
"Ik wou dat mijn ouders me zoiets cadeau deden." Zijn opmerking bevat een ongestelde vraag. De jongen is snel, dat moet ik hem nageven.
"Je weet hoe dat gaat," lieg ik tegen hem, "Enig kind thuis, dan krijg je van tijd al wat meer dan een ander."
"Rotverwend dus," zegt hij plagerig.
"Uiteraard," knipoog ik terug.

Als mijn ouders wisten hoe ik nu leefde, ze zouden groen zien van jaloezie. Het idee alleen al bezorgt me voldoening. Maar Damon hoeft niet alles over mij te weten. Als hij ooit wist dat ik al twee jaar zonder ouders leef, zou dat alleen maar meer vragen doen rijzen over waar ik mijn geld vandaan haal. Manon en Michael weten hoe het zit, of toch bijna helemaal en Michael's ouders weten het ook ongeveer en als het van mij afhangt blijft het daarbij.

Geen opmerkingen: